50 JAAR DWARSLOPEN:
50 PORTRETTEN VAN VRIJE HOGESCHOOL ALUMNI
Toen mijn moeder verslechterde, kon ik het medische deel gelukkig loslaten. Ik wilde dochter zijn, geen arts.
Interview door Marjolein Koens
“Toen mijn moeder drie jaar geleden overleed, vond mijn vader het belangrijk dat we langs alle ‘noabers’ gingen. De buren vertellen dat iemand overleden is, doe je niet met een overlijdenskaartje in de brievenbus, maar door persoonlijk langs te gaan. Noaberschap - Twents voor nabuurschap - is belangrijk, leerde ik van mijn vader.”
“Ik werk als huisarts in een antroposofisch gezondheidscentrum. Iedere dag begin ik standaard in een kring, samen met de andere huisartsen en assistenten. We kijken met elkaar naar de uitdagingen van die dag en hoe we die aanpakken. Deze werkwijze is voor mij een houvast, zeker in moeilijke tijden. Tijdens de eerste lockdown bijvoorbeeld, moesten we continu opnieuw besluiten nemen met wisselende informatie. We onderzochten dit toen als team en leefden met z’n allen in dat moment.”
Toyna van Walré de Bordes maakt tijdens het Vrije Jaar op de Vrije Hogeschool voor het eerst kennis met het antroposofisch gedachtengoed. “Op de middelbare school werkte ik keihard. Ik was graag met mijn handen bezig en hield van muziek maken, maar mijn ouders vonden creativiteit iets voor jonge kinderen. Huiswerk maken en goede cijfers halen, daar ging het om. Toen ik binnenkwam bij de VH, dacht ik: ‘wauw, de mensen hier hebben het over dingen die ik interessant vind.’ Faust van Goethe bijvoorbeeld. Die hele Faust gaat over hoe je alles uit je leven haalt. Daar zaten we dan als 18-jarigen scènes uit na te spelen.”
“Op de VH ontdekte ik dat het creatieve minstens zo belangrijk is als het cognitieve deel. Ik begon daar met boetseren en liet dit nooit meer los in mijn leven. Op momenten dat ik veel in mijn hoofd zit en aan het vernauwen ben in mijn werk, merk ik dat ik vrije tijd moet scheppen. Ik moet dan creatief bezig zijn en niet zomaar niks doen. De tastzin is voor mij belangrijk en daarom geniet ik zo van boetseren. In de corona-tijd heb ik ook gitaarspelen weer opgepakt. Mijn ziel kwam enorm tekort doordat mensen op afstand moesten blijven. Ik speelde het eelt op mijn vingers en kreeg zo weer voeding voor mijn ziel. Het is echt de invloed van de VH, tot de dag van vandaag, dat ik niet verschraal in mijn beroep.”
Op de VH ontdekte ik dat het creatieve minstens zo belangrijk is als het cognitieve deel.
Na haar tussenjaar aan de VH kiest Toyna voor de studie klinische psychologie. Bij een beroepskeuzetest koos ze consequent voor niet-medische beroepen. “Ik dacht: ik ben ongeschikt als arts, ik viel al flauw bij de gedachte aan een prik. Psychologie was toen een logische stap. Het was een ongelofelijk boeiende studie, maar toen ik eenmaal begon met werken zei een stemmetje in mij dat ik mij gewoon over die prikangst heen had moeten zetten. Ik voelde dat ik een betere arts dan een psycholoog zou zijn. Ik deelde dit niet met anderen, het was iets wat in mijzelf leefde. Ik vond mijn weg wel, ook al was dit niet waar mijn hart lag. Ik herinner mij dat ik bij mijn ouders thee aan het drinken was en ik zei: ‘met de kennis over hoe ik nu ben, had ik natuurlijk liever geneeskunde willen studeren’. Blijkbaar kwam dat oprecht over, want mijn ouders vroegen waarom ik niet ging uitzoeken of dat alsnog mogelijk was.”
“In eerste instantie werd ik uitgeloot. Op de VH had ik geleerd het lot te accepteren zoals het is. Ik had er vrede mee, ik blijf psycholoog. In oktober kreeg ik bericht dat ik alsnog kon beginnen.”
“Toen ik begon met geneeskunde had ik een soort pijl uitgezet: ik word huisarts. Op die manier kon ik het vak in de breedste zin uitoefenen. Al die jaren wist ik wat mijn doel was en was ik eager om dat te bereiken. En eigenwijs. Tijdens mijn coschappen vroeg een chirurg: hoeveel centimeter moet je om een tumor in de darmen heen snijden, om het veilig weg te halen? Ik vond dat ik die kennis niet nodig had als huisarts en presteerde het om tegen die chirurg te zeggen: ‘Het wordt mijn taak om vast te stellen dat iemand misschien darmkanker heeft en hem door te verwijzen. Het is uw taak om hem te opereren.’”
“Al die jaren wist ik wat mijn doel was en ineens was ik aan het einde van mijn pijl gekomen. Ik had nooit verder gedacht dan huisarts worden. Ik moest bedenken wat de volgende stap was. Het is toen kleiner geworden: ‘waar in het land wil ik gaan werken?’, ‘wil ik een eigen praktijk?’ Zo’n groot besef van ‘ik wil daar naartoe’ heb ik nooit meer gehad. In mijn privéleven wilde ik graag kinderen, maar dat is er nooit van gekomen. Een groot verdriet in mijn leven.”
Het is echt de invloed van de VH, tot de dag van vandaag, dat ik niet verschraal in mijn beroep.
“In mijn vak heb ik regelmatig te maken met de dood. Van nature vraag ik mijn patiënten, bij wie de dood nadert, wat er na overlijden is. Ik hoor zelden dat iemand zegt: ‘nou, niks toch’. Gesprekken met patiënten over hoe zij hun laatste fase zien vind ik belangrijk. Het kleurt mij als arts. Bespreken of een patiënt wel of niet naar de IC wil, doe ik al mijn gehele loopbaan. Dus ook ver voor corona-tijd.”
Vier jaar geleden werd haar eigen moeder ernstig ziek. Wekelijks rijdt Toyna in die tijd van Zeist naar Twente. “Ik koos er bewust voor om onze band te vergroten, meer dan we tot die tijd hadden gedaan. Het kostte vrije tijd, maar de ontmoeting met mijn ouders was op dat moment het allerbelangrijkst. Mijn moeder was als kind astmatisch en tegen haar huisarts was ze altijd duidelijk geweest: bij haar levenseinde wilde ze geen benauwdheid. Dan wenste ze euthanasie. Toen mijn moeders situatie verslechterde, herinnerde haar huisarts haar hieraan. Maar mijn moeder zei: nee hoor, nu is het nog niet zo ver. Mijn moeder werd benauwder en benauwder, maar tot het laatste moment heeft ze zich hier doorheen geworsteld.”
“De gesprekken die ik altijd met mijn patiënten voerde over het naderende einde, had ik nu ineens met mijn ouders. Dit vond ik lastig. Gelukkig vertrouwde ik de huisarts van mijn ouders volledig, waardoor ik het medische gedeelte kon loslaten. Ik had absoluut niet de regie in het proces, dat kon ik bij de professional laten. Dat was ook wat ik wilde, ik wilde de dochter zijn.”
Gesprekken met patiënten over hoe zij hun laatste fase zien vind ik belangrijk. Het kleurt mij als arts.
“Hoe het ging toen mijn vaders gezondheid achteruitging? Mijn vader wilde niet veel over de dood praten. Hij zei: Iedereen gaat dood, dus ik kan dat ook. Maar hij werd fragieler, vermoeider, hield het niet meer vol. Hij vroeg aan de huisarts of euthanasie mogelijk was. Thuis nam ik samen met hem de vragenlijst voor een euthanasieverklaring door. Maar terwijl ik zijn antwoorden wilde invullen op het formulier, begon mijn vader uit zichzelf te vertellen wat hij belangrijk vond. Die vragenlijst legde ik weg. Ik dacht dat ik alles al met hem besproken had, maar dat moment kwam er nog een laag dieper bij.”
De vader van Toyna overlijdt midden in corona-tijd en afscheid nemen kan niet op de gebruikelijke manier. Maar naobers zijn naobers, die houden aan hun gebruik vast. “De naobers konden niet samenkomen om hun laatste eer te bewijzen. Wij hebben toen geregeld dat we met de begrafeniswagen langs alle boerderijen reden. Toen de wagen er aan kwam, stapten de naobers van hun tractor af, liepen in hun overall naar de oprit en brachten hun laatste groet.”
Ondertussen maakt Toyna weer ritjes naar Twente. Het ouderlijke huis moet opgeknapt. Een naober is de aannemer. “Als er een aannemer onder de naobers is, krijgt hij de klus. Dan hoef je niet nog andere offertes op te vragen”.
Meer portretten