50 JAAR DWARSLOPEN:
50 PORTRETTEN VAN VRIJE HOGESCHOOL ALUMNI
Ik wilde nooit ‘een beroep worden’, maar mijn diverse fascinaties volgen.
Interview door Tanja Speek
Op zijn twaalfde kwam Sebastian voor de eerste keer voor zichzelf op. Daarna duurde het echter tot zijn achttiende voor hij weer zijn eigen koers durfde te varen. Vanaf toen veranderde alles. En steeds weer koos hij voor nieuwe, grote veranderingen.
Hij genoot er enorm van, werken achter de bar van café Koosje. Sebastian werkte daar om zijn theateropleiding te kunnen betalen. Zijn voormalige collega’s van de redactie van de dagelijkse talkshow Barend en Witteman kwamen daar regelmatig borrelen na het werk. “Ik werkte daar als redacteur. Eindelijk liep alles goed. Ik had een positie op de bovenste trede in de journalistiek. Maar het was niet meer wat ik wilde, steeds weer die waan van de dag. Ik wilde altijd meer, meer diepgang, meer meemaken, ook privé: ik had altijd affaires. Het voelde moedig, maar ik wilde ook vluchten. Niet meedoen aan het systeem, al die bange tuttigheid. Ik besloot de theateropleiding te gaan doen. Mijn oud-collega’s vonden het raar. Ze zagen me daar achter de bar als ‘maatschappelijk afgezakt’. Maar ik voelde me weer levend, en trots dat ik had durven stoppen met dat mooie werk.”
“Ik groeide op in een katholiek gezin in Heerlen. Ik was een verlegen kind. De eerste keer dat ik echt voor mezelf opkwam was op mijn twaalfde. Het was aan tafel, tijdens het avondeten. Een zaterdagavond, onze vaste avond voor de kerkgang. Ik vertelde dat ik niet meeging, nooit meer. Het kwam onverwacht voor mijn ouders, maar ik was blijkbaar zo stellig, dat er geen discussie volgde.”
“Mijn twijfel begon bij Sinterklaas, het nieuws dat hij niet bestond. Dat maakte mij diep aan het twijfelen. Waren mijn ouders dan wel mijn ouders? Sindsdien heb ik me altijd geërgerd aan het kinderachtige toontje waarmee veel volwassenen tegen kinderen praten. Dat werd erger toen er een vriendje van me overleed toen ik negen was. Leukemie. Een keiharde werkelijkheid kwam binnen. Ik voelde een mismatch met thuis. Het was een eenzame tijd, ik zat veel alleen aan mijn treinbaan te bouwen.”
Ik wilde niet meedoen aan het systeem, met al die bange tuttigheid.
“Pas op mijn achttiende durfde ik nog eens zo sterk voor mezelf op te komen. Het was aan diezelfde eettafel, met mijn ouders, de avond voor ik naar de Vrije Hogeschool zou vertrekken. De dag ervoor had ik al aangekondigd dat ik nog iets te vertellen had. Aan tafel vroeg ik: ‘Wat denken jullie dat het is?’ Mijn ouders begonnen te raden: ‘Ben je ziek, heb je het uitgemaakt met je vriendin, of is ze zwanger?’ ‘Nee,’ was mijn antwoord, ‘Ik val op jongens.’ Een ongemakkelijk gesprek volgde. Dat ik moest oppassen met aids, bijvoorbeeld. Het voelde schaamtevol om zo over seks te praten.”
“De middelbare school was geen makkelijke tijd. Het begon er mee dat ik in groep acht onverwachts een hoge score voor de citotoets had, bijna perfect. Ik bleek dus meer te kunnen dan iedereen altijd dacht. Het leek alsof ik de boel bedonderd had, maar ik was me van geen kwaad bewust en vond mezelf niet slim. In plaats van naar het vmbo, ging ik naar het vwo. Tegelijk ontdekte ik dat ik op jongens viel. Ik wist het zeker, maar ontkende het toch. Ik stelde mijn coming-out lang uit. Ik las de boeken van Gerard van het Reve, maar kaftte ze, zodat het stiekem kon. Of ik fantaseerde over een jongen en meisje samen, maar dan stiekem vooral over de jongen. Ik had zelfs een vriendinnetje. Een laffe sukkel vond ik mezelf.”
“Ik vond dat er alle reden was om mij te pesten, maar dat gebeurde gek genoeg nooit. Wel voelde ik me een buitenstaander. Ik staarde liever naar de auto’s die langs reden, dan naar het gedoe op het schoolplein. En ondertussen wist ik precies waar de mooie jongens op dat moment stonden. Ik voelde me een slaaf van het systeem op school, het paste me niet. Zo laat daar zijn, dit leren voor een proefwerk. Ik stelde vaak de vraag achter de vraag, maar kreeg nooit het antwoord. Het idee van één beroep sprak me ook niet aan. De decaan gaf me een brochure van de Vrije Hogeschool. Ik mocht gaan van mijn ouders. Mijn zus had een reis naar de Filipijnen gekregen, ik mocht de VH doen. Het werd een fantastisch jaar voor me.”
Aan het begin van de middelbare school ontdekte ik dat ik op jongens viel. Ik wist het zeker, maar ontkende het toch.
“Aan het begin van mijn tijd op de Vrije Hogeschool was ik achterdochtig en had ik tijd nodig om de switch te maken. Ik besloot wel in de groep te vertellen over mijn geaardheid. Ik had het voorbereid, met een pasklaar antwoord op alle mogelijke vervelende vragen of reacties, maar er kwam geen weerstand. Ik werd bizar populair dat jaar, ook bij de meisjes. En ik ging vooral veel doen. Ik stapte in allerlei commissies, kreeg de hoofdrol in de musical, dacht mee over wat er anders kon op school. Ik voelde me toch al anders dan anderen, dus wat maakte het nog uit. Het maakte me vrij.”
Een grote omslag zoals na Barend en Witteman maakt Sebastiaan nogmaals. “Na mijn theateropleiding ben ik gaan acteren en muziek maken. Ik beleefde vooral veel plezier aan het musiceren. Ik maakte songs in de stijl van Ramses Shaffy en eigen theatershows. Ik had succes, kreeg goede recensies, en voerde shows op tot in Paradiso. Maar het was moeilijk om daar voldoende mee te verdienen. Mijn producent spoorde me aan de kant van het meezingbare op te gaan, te versimpelen. Op een gegeven moment werd ik gevraagd om mee te doen aan ‘Op zoek naar Zorro’. Dat zou een keuze voor het commerciële werk betekenen. Ik besloot het niet te doen. Ik had bewezen dat ik het kon. Klaar. Ik besloot te stoppen.”
“De Vrije Hogeschool vroeg me om een onderwijsprogramma op te zetten, met een onderdeel in India. Ik gaf er af en toe al les, en besloot in te gaan op het aanbod. Het was spannend, een ander stap, maar ik wilde ook weten, kan ik dit? Nu coördineer en coach ik het Heroriëntatietrimester. Ik stelde een vrijwel geheel nieuw curriculum samen. Zo vraag ik de studenten elke week een persoonlijk experiment aan te gaan. Bijvoorbeeld een onderzoek naar je vriendschappen, of als je verlegen bent een week je hoofd omhooghouden en mensen aankijken. Of eindelijk dat moeilijke gesprek met je vader aan gaan. En zo uiteindelijk meer zelfvertrouwen opbouwen.”
“Terugkijkend ben ik best trots. Het is me gelukt, wat ik als sombere zestienjarige wilde: nooit ‘een beroep worden’, maar mijn diverse fascinaties volgen, leven met onzekerheid in plaats van die wegmoffelen, mooie dingen creëren, reizen, van veel mensen houden, avonturen beleven, oftewel: durven stoppen en loslaten.”
Meer portretten